Bij de selectie van matrijsmaterialen voor transparante kunststofproducten kan er worden gekozen uit twee hoofdtypen, afhankelijk van de vereisten voor transparantie en oppervlakteafwerking. Volgens de SPI-A1-norm kunnen de volgende materiaalselectiestrategieën worden gedefinieerd:
Voor producten die een minder strenge oppervlakteafwerking vereisen, is er een breder scala aan materiaalopties beschikbaar. In dergelijke gevallen moeten de vormholte (vrouwelijke vorm) en de kern (mannelijke vorm) worden vervaardigd uit staalsoorten die een spiegelgladde gepolijste afwerking kunnen bereiken. Staalsoorten zoals voorgehard NAK80 of vergelijkbare kwaliteiten hebben de voorkeur. Deze hebben als voordeel dat ze direct klaar zijn voor productie, zonder dat er een extra warmtebehandeling nodig is.
Wanneer het gaat om producten die de hoogste mate van transparantie vereisen, wordt de keuze van de materialen steeds kritischer. Het gebruik van hoogglanzend polijststaal S136 of een equivalent daarvan wordt aanbevolen. Voor deze materialen is na de ruwe bewerking een vacuümhardings- en ontlaatproces nodig om de fysieke eigenschappen te verbeteren. Meestal wordt hierbij een hardheid van 45 tot 52 HRC bereikt.
Deze twee benaderingen voor materiaalselectie weerspiegelen de verschillende eisen aan materiaalprestaties in het productieproces van transparante kunststofproducten. De juiste keuze van staal zorgt niet alleen voor de transparantienormen van het product, maar garandeert ook de malkwaliteit.’de levensduur en productie-efficiëntie.